top of page
  • Bert Fraussen

Professionalisering en ledenwerking: een moeilijk huwelijk?

Professionalisering is een begrip dat vele ladingen dekt. In een vorige bijdrage plaatste ik al twee kanttekening bij de eerder positieve connotatie van professionalisering, namelijk het risico dat bestuursrollen steeds meer toevertrouwd worden aan mensen die minder praktijkervaring in de sector hebben en de mogelijkheid dat organisaties steeds meer op elkaar gaan lijken, wat niet altijd bevorderlijk is voor maatschappelijke innovatie.

De academische literatuur rond de professionalisering van belangengroepen focust meestal op een derde factor: de verminderde betrokkenheid van leden bij het reilen en zeilen van de organisatie. Vanuit democratisch oogpunt is het immers wenselijk dat belangenorganisaties een grote en diverse groep aan burgers verenigen, en leden inspraak hebben in het organisatiebestuur en - beleid. Dit ideaalbeeld vinden we echter niet vaak terug in de realiteit. Hoewel verenigingen belang hechten aan een ruim ledenbestand en gevoelig zijn voor de wensen van hun achterban, zijn de processen om hen ook daadwerkelijk inspraak te verlenen vaak eerder beperkt. We zien ook een trend van “actieve leden” naar “passieve supporters”, die hun engagement beperken tot een jaarlijikse financiele bijdrage. Bovendien zijn organisaties zonder enig collectief karakter -zoals bijvoorbeeld denktanks, stichtingen en non-profits- steeds nadrukkelijker aanwezig op het politieke toneel.

Het ideaalbeeld van verenigingen als “schools of democracy” staat duidelijk onder druk. Dit aspect van professionalisering, de trend van “membership” naar “management”, werd op magistrale wijze beschreven en geanalyseerd door Theda Skocpol (2003). Hoe kunnen we deze evolutie verklaren? Vooreerst is het voor veel leden prima enkel een financiele bijdrage te leveren, en de interne werking en het politiek engagement over te laten aan het personeel van de organisatie. Ze willen de organisatie graag ondersteunen, maar hebben noch de tijd noch het verlangen om actief te participeren. Een tweede factor betreft het toenemende belang van expertise. Naarmate verenigingen meer focussen op politieke vertegenwoordiging, wordt technische kennis steeds belangrijker. Hierdoor focussen organisaties soms meer op het verzamelen van informatie dan het mobiliseren en engageren van hun achterban. Een laatste element betreft een toenemende diversifiering van financieringsbronnen. Naarmate organisaties meer beroep doen op andere bronnen van inkomsten, via overheden, stichtingen of commerciele diensten, worden bijdragen van leden minder cruciaal voor het voortbestaan van de organisatie. Hoewel deze factoren niet onverzoenbaar zijn met een sterk uitgebouwde ledenwerking, is het voor veel organisaties een grote uitdaging om een interne democratie te combineren met een krachtige politieke stem.

bottom of page