top of page
  • Bert Fraussen

Meer professionalisering, minder innovatie?

Welke organisatieprocessen kunnen we optimaliseren? Welke opleidingen en workshops mogen we niet missen? Hoe presteren we vergeleken met andere organisaties in onze sector? Dit zijn essentiële vragen voor belangenorganisaties. Vaak kaderen deze kwesties in een breder verhaal rond “professionalisering”, en de mate waarin verenigingen inzichten en technieken uit het bedrijfsleven kunnen overnemen. Deze vragen worden nog belangrijker in tijden waarin de competitie tussen verenigingen toeneemt, levenslang leren de norm is, en leden met kritische ogen kijken naar de meerwaarde die een organisatie biedt.

Als het middenveld een belangrijke rol wil spelen in de samenleving, is het van belang dat deze organisaties optimaal georganiseerd zijn. Het opstellen van meerjarenbegrotingen en strategische actieplannen, het uitvoeren van evaluaties en benchmarkingstudies, advies zoeken van consultants; veel verenigingen zijn uiterst bekend met deze zaken. Meten is weten, en vaak hebben organisaties geen andere keuze dan mee te gaan in deze trends. Meer professionalisering is uiteraard een positieve ontwikkeling Er kunnen echter ook kanttekeningen geplaatst worden bij dit proces.

Zo betekent professionalisering soms ook dat mensen met praktijkervaring in de sector in bestuursrollen vervangen worden door mensen uit de privésector, bijvoorbeeld met een eerder economische of management-achtergrond. Hoewel zij een fris perspectief op de vereniging bieden en uitstekend geplaatst zijn om organisatieprocessen en –structuren te verbeteren, is het voor hen vaak moeilijker om de identiteit van de vereniging te doorgronden, of goed aan te voelen wat er in het veld leeft. Hierdoor hebben ze soms ook een andere visie op de toekomst van de organisatie dan mensen van het eerste uur. Een balans vinden tussen het inschakelen van dergelijke “outsiders”, wiens meer instrumentele attitude soms noodzakelijk is voor de verdere organisatieontwikkeling, en kansen (blijven) geven aan interne medewerkers met kennis van de sector en een grote intrinsieke motivatie, vormt dan ook een belangrijke uitdaging.

Een tweede kanttekening betreft dat naarmate organisaties meer professionaliseren, ze vaak ook identieke structuren opzetten, op een gelijkaardige manier communiceren, en dezelfde activiteiten ontplooien. Hierdoor gaan zelfs heel diverse organisaties steeds meer op elkaar lijken. Op die manier dreigt het middenveld een van haar grote troeven te verliezen: haar kracht om te innoveren en te experimenteren. Dit is een van de meest waardevolle eigenschappen van belangenorganisaties: hun kracht om buiten de voorgeschreven kaders te denken, en met nieuwe ideeën en initiatieven voor de dag te komen. Er is hierbij eveneens een risico dat verenigingen steeds meer “voor” in plaats van “met” hun leden gaan werken. Het kan paradoxaal klinken, maar in tijden van innovatie zijn verenigingen die buiten de lijntjes durven kleuren meer dan ooit noodzakelijk.

bottom of page